De eendenkooi

Een eendenkooi is een vanginrichting gebouwd om waterwild te kunnen vangen. In dit geval eendachtigen (zie onder eenden). De vangmethode, zoals die nu nog in gebruik is, is ontwikkeld in de late middeleeuwen, tussen 1300 en 1400.

De eerste vorm van een eendenkooi was de zg rivierkooi. Aan de oever van een rivier werd een doodlopende sloot gegraven of er werd gebruik gemaakt van een al aanwezige kreek. De sloot of kreek werd overkapt dmv netten of takken en omzoomd met rietmatten. Ruiende eenden werden opgejaagd door o.a. honden en met bootjes en zo de vangpijp ingedreven. Ruiende eenden kunnen niet vliegen en waren dus een gewillig slachtoffer.  Eenden ruien direct na de broedtijd en zijn dan een zestal weken vleugellam. Deze vorm van jacht was dus slechts van korte duur, maar bracht de jagers wel op een idee. Nederland was in die tijd rijk aan waterrijke gebieden en deze plasdras gebieden waren zeer voedselrijk. Vanaf het vroege najaar kwamen (komen) honderdduizenden watervogels onze kant op om de kou in het noorden van Europa en Rusland te ontlopen en voldoende voedsel te bemachtigen, zodat ze in het voorjaar voldoende vet hebben om terug te vliegen en voor nageslacht te zorgen. Deze wintergasten hadden de rui al achter de rug dus moest er een andere methode gevonden worden om deze vogels te kunnen verschalken.

rivierkooi 

De rivierkooi heeft model gestaan voor de ontwikkeling van de huidige eendenkooi. Het bleek dat met rust en stilte de beste resultaten konden worden behaald, het creeren van een veilige rustplaats voor de vogels was daarin essentieel.

Wie de eerste aanzet tot de huidige kooivorm heeft gegeven is niet bekend, maar aan het einde van de 14e eeuw begon men met de bouw van deze kooien.

 

 

extraSmallDevice
smallDevice
mediumDevice
largeDevice