Het hele gebied bestond uit laagveen op een aantal oeverwallen langs de Oude Rijn na. Vanaf de middeleeuwen werd in dit gebied veel turf gewonnen (droge turf) en rond 1530 was op veel plaatsen de grondwaterstand bereikt waardoor verdere vervening niet mogelijk was. Op die plekken waar de veenlagen veel dieper waren werd begonnen met het winnen van slagturf (het turf baggeren).
Met een baggerbeugel, een lange stok (boom) met aan het einde een netkorf, werd de bagger/veen naar boven gehaald en op legakkers uitgespreid. Met planken onder de schoenen werd het water uit de turf geperst en kon het drogen beginnen. De turf werd na de droging in keurige pakjes gesneden en vond via watertransport zijn weg naar de grote steden waar een steeds groter wordende vraag naar turf was ontstaan. Het grote nadeel van deze turfwinning was dat in complete gebieden het land werd vernietigd en alleen nog uit smalle strookjes land bestond met daar omheen heel veel water waar men niets meer mee kon. Uiteindelijk lagen de dorpen Hazerswoude en Benthuizen op een eiland met erom heen alleen maar water. Op sommige plaatsen was na de eerste vervening de klei bereikt en op weer andere plaatsen werd het vervenen door de landeigenaren verboden. Een goed voorbeeld hiervan zijn de landen in en rond Boskoop die eigendom waren van de Abdij van Rijnsburg die vervening nadrukkelijk verbood. Op de hoogtekaart is dit verschil heel goed te zien.
Donkerblauw geeft aan waar deze slagturf winning heeft plaats gevonden en groen geeft aan beperkte droge turf winning of geheel geen turfwinning. De slagturf gebieden liggen tot 6 m onder en de groene gebieden circa 2 meter onder N.A.P.
In de polders waar slagturf werd gewonnen verdwenen de kooien gewoonweg onder water en niet alleen in Hazerswoude, maar ook o.a. bij Nieuwkoop/Noorden, Achttienhoven, Reeuwijk, Sluipwijk en Zoetermeer.
De kooien op de hogere gebieden van Hazerswoude waren een wat langer leven beschoren, maar kregen te maken met de omgekeerde beweging. In de loop van de 17e eeuw werden in het gebied nieuwe kades aangelegd en waar nodig verbeterd en ging men over op jaarrond bemaling waardoor de landerijen geschikt werden voor veeteelt. Minder water, minder watervogels. Een enkele kooi kon blijven functioneren door een eigen waterhuishouding, maar de meeste vielen droog. De kooikers in het Rietveld kregen schadevergoeding, maar uiteindelijk verdwenen ze allemaal.