In de polder Hoog Oosterwijk hebben volgens de ORA's van 1580 tot 1665 vier eendenkooien gelegen. Waarschijnlijk zoals bij de Oosterwijkse Polder tussen de Broekgraaf en de Achterdijk. Op de kaart uit 1850 is nog een van de kooien te zien, onduidelijk is welke kooi dit is. De oudste vermelding van een vogelkoij in dit gebied stamt uit 1572 (GC fol 13v/14) als bij een boedelscheiding bij een locatie omschrijving de drift van Heer Loijen wordt genoemd.
Een tweede vermelding met wat meer gegevens stamt uit 1587 als de kooi van Dirck Houbraecken na zijn overlijden overgaat naar Theunis Jansz Driftenaer. Driftenaer staat voor kooiker. (LD fol 21, 08/04/1587) De kooi blijft enige tijd in de familie tot 1632 als de zoon van Theunis de kooi overdraagt aan Cornelis Cornelisz Besteneel. Hierna wordt de kooi niet meer genoemd. (LD fol 340, 13/06/1633)
Jan de Bruijn erft in 1610 (LD 03/07/1610) van zijn vader Roelof de Bruijn o.a. 4 morgen en 1,5 hond waarop een vogelkoij op Hoog Oosterwijk. In 1642 wordt door de weduwe van Rutger de Bruijn de kooi als onderpand gebruikt. (LD fol 97/97v, 15/11/1642)
De vierde kooi is van Dirck Jansz, die overlijdt in 1661 waarna de kooi overgaat naar de kinderen van Juffr. Ida Schalke van den Bosch, die op hun beurt de kooi overdragen aan Sr Mathijs van Heusden. (LD fol 15, 22/12/1663)