Het is niet bekend wanneer de kooi is gesticht, maar in de loop van de eeuwen zijn wel een aantal vermeldingen gevonden. De eerste is uit 1674 (J.Belonje), het betreft een afrekening van Gijsbert Tengnagel met de kooiker Otto Janz. van Aelst. Het gaat over de opbrengst van de vangsten in het jaar 1673 en de verrekening van materialen voor het onderhoud van de kooi. Gijsbert Tengnagel blijkt mede-eigenaar te zijn van de kooi, want in 1693 is een koopakte gesloten waarbij Philip Louis Eeckhoorn, corperaal onder de Compagnie van de Graaf Solms, zijn aandeel in de kooi verkoopt aan Gijsbert Tengnagel. Merkwaardig is dat in de akte wordt gesproken van een' vervallen vogelkooyken'. Dan duikt in 1780 de kooi weer op als hij overgaat naar Adrianus van Son, zijnde de schoonzoon van Alexander Gijsbert van Tengnagel ( 30 juni 1780). Na die tijd is de situatie van de kooi onduidelijk.
Gellicum, sectie D, 71, Gellicumsche Lage Veld